Provincie, gemeenten, ondernemers en vastgoedeigenaren moeten samenwerken om leegstand in dorpen en steden tegen te gaan. Overijssel is koploper als het om deze RetailDeals gaat: alle 25 Overijsselse gemeenten hebben inmiddels zo’n deal gesloten. De laatsten zetten vanmiddag hun krabbel tijdens het Zomercongres Retailagenda in het provinciehuis in Zwolle. Demissionair minister Kamp was erbij.
De minister kreeg de Retailagenda in maart 2015 aangeboden. Landelijk tekenden daarna al 142 gemeenten een RetailDeal met alle partijen die belang hebben in het toekomstbestendig maken van winkelcentra.
Maar in geen enkele provincie doen echt alle gemeenten mee zoals in Overijssel. Gedeputeerde Eddy van Hijum is er trots op dat Overijssel voorop loopt. De provincie kan een grote rol spelen als het om het afstemmen van alle plannen in de regio gaat. Door samen te werken en verder te kijken dan eigen stad en dorp kunnen gemeenten gebruik maken van elkaars ervaringen met leegstand en krimp, en de manier waarop andere plaatsen het spook van de leegstand te lijf gaan.
Minder regeldruk
Volgens minister Kamp is de leegstand in Nederland 7% van het winkelbestand. Dat betekent dat er 15.000 winkels leeg staan, samen goed voor twee miljoen vierkante meters. Gelukkig trekt de economie aan, maar door online shoppen en het snel sleets worden van winkelformules krijgt de retail het ook de komende jaren nog zwaar voor de kiezen. Leegstand doet de leefbaarheid van een plaats geen goed en het kost banen. Reden voor overheid, vastgoedbazen en ondernemers om de handen ineen te slaan.
Kamp benadrukte dat al veel werk is verzet. Zo loopt landelijk al in 12 gemeenten een proef met het verminderen van de regeldruk die ondernemers ervaren van gemeenten. Ook is overlegd met de sociale partners als werkgevers en vakbonden, zodat winkelpersoneel dat op straat komt te staan –neem de ontslagen bij warenhuis V & D- snel weer aan de slag kan. En er wordt in enkele steden geëxperimenteerd met nieuwe vormen van retail en daarmee nieuwe verdienmodellen. Ook wordt gekeken hoe afspraken tussen huurders en verhuurders van winkelmeters beter kunnen en of er samen met het Kadaster een database kan worden aangelegd om helderheid te krijgen over huurprijzen in den lande.
Meppel werd als goed voorbeeld getoond van hoe winkelen weer een beleving kan worden. Het aantal meters winkeloppervlak werd verminderd, maar tegelijk werd de openbare ruimte flink verbeterd en kwam er plaats voor horeca en een bioscoop. Meer reuring dus, dankzij een goede samenwerking tussen vastgoedeigenaren, ondernemers en gemeente.
Voorzitter Marijke van Hees van het overleg Retailagenda bij het Ministerie van Economische Zaken benadrukte dat ook gemeenten waarmee het wél goed gaat en waar relatief weinig leegstand is, toch hun steentje kunnen bijdragen aan de leefbaarheid in andere plaatsen. ,,Juist als het goed gaat, kun je je kennis delen met plaatsen waar het minder gaat’’.
Enschede dringt leegstand terug
Enschede is zo’n gemeente die steeds topbedrijven weet aan te trekken. Volgens wethouder Patrick Welman is het geheim dat de stad duidelijk focust op welke bedrijven ze wil. ,,Als jij een duidelijk idee hebt waar je met je stad naar toe wilt, kan je ook gericht aan acquisitie en relatiebeheer doen. In Enschede willen we een mix van grote namen zoals Zara en Superdry en daarnaast kleine zelfstandigen en een levendige horeca voor de variatie. Onze ambtenaren hebben een ondernemende houding. Als een bedrijf zich wil vestigen moet je zeggen: Ja graag, mits. En niet: nee, tenzij…’’. Als de vestiging van sportgigant Decathlon in een pand van 6000 vierkante meter doorgaat brengt Enschede de leegstand in één klap terug van 9,7 naar 5,9 procent.
Het paard van Sinterklaas
In Zutphen baten gemeente, ondernemers en vastgoedeigenaren het unieke historische karakter van de stad goed uit. Die uitstraling, gepaard aan een overzichtelijke maat, maakt dat het Zutphen goed gaat, zegt wethouder Oege Bosch. Ook centrum-manager Remco Feith denkt dat de overzichtelijkheid een rol speelt. ,,De lijnen zijn kort, mensen kennen elkaar. En de gemeente is proactief. Als een nieuwe ondernemer zich vestigt, kan je ook meteen even meedenken over een nieuwe gevel en kijken of daar subsidie voor is. Je moet als overheid dicht op de behoefte van ondernemers en vastgoedeigenaren gaan zitten’’.
Sfeer en beleving, dat is wat de consument wil. En projectontwikkelaars smachten naar een overheid die duidelijkheid schept, over hoe compact het winkelhart bijvoorbeeld wordt. Of zoals één van de aanwezigen zei: ,,Je moet duidelijk zijn tot hoe ver het paard van Sinterklaas loopt’’. Soms kan het nodig zijn het winkelhart te verkleinen. Maar dan moet de overheid wel de ondernemers die buiten de boot vallen helpen met een nieuwe, goede plek. Door ondernemersfondsen op te zetten kan ook een flinke slag worden gemaakt met marketing en stadspromotie. Onmisbaar om elke plaats een eigen gezicht te geven.